Donderdagavond 22:45. We (Toon, Benny, Ann-Sofie) staan klaar aan het 5de station van de Fuji. Tot hier kan je met de auto rijden. 2400 meter boven de zeespiegel. Het is donker.
We staan klaar om de Fuji (3776 meter) te beklimmen. We hebben alles bij: proviand, water, wandelstok, zaklamp, warme kleren, regenjas, fototoestel…
Verschillende Japanse legerpatrouilles zijn zich aan het opwarmen om hetzelfde te ondernemen. Perfecte training volgens hen. Gezwind vertrokken. Veel te warm aangekleed. Even stoppen om wat kleren uit te doen. Ondertussen Benny en Ann-Sofie opgewacht die het iets rustiger aandoen. Vrij vlug aan station 6 aangekomen. Vanaf nu begint het echt. Meer rotsen en minder pad. Hier en daar een legerpatrouille ingehaald die rusten in de kant. Vriendelijke jongens. Zeggen keurig goeienavond.
Af en toe zelf even rusten. Heel alleen op de flank van de berg. Prachtige vergezichten over wolkenvelden. Ongeloofelijk mooi. Dan weer verder, keer op keer. Eindelijk station 7 in zicht. Begint kouder te worden. Was van plan om daar te wachten op Benny en Ann-Sofie. Te koud om lang stil te staan. Dan maar verdergaan. De lucht wordt ijler, de benen vermoeider, de tocht zwaarder. Af en toe iets eten. Veel drinken, niet te veel ineens. Veel kleine, korte rustpauzes om even bij te komen.
De beklimming van de Fuji is constant. Altijd gestaag omhoog, geen recuperatie. Redelijk veel volk op station 8. Stil zien want er slapen mensen. Even naar de toilet en weer verder. Het wordt frisser. De wind waait soms heel hard en is het volgend moment weer weg. Ik merk dat ik vaker moet stoppen om bij te komen. Zit er op een bepaald moment een beetje door. Tot ik plots iemand bergaf zie komen. Ik vraag in het Japans of het goed gaat. Ja, zegt hij en hij valt voor mijn voeten op de grond. In het engels legt hij me uit dat hij last heeft van hoogteziekte. De eigenaar van station 9 adviseerde hem om terug te keren. Eten of drinken wil hij niet. Een korte babbel op de berg wel. Hij heeft nog veel kansen om de Fuji te beklimmen zegt hij. Ik niet, zeg ik, ik moet vandaag naar de top anders komt het er nooit meer van. En ik ga verder.
Op station 9 even uitblazen. Blij als een kind met een gekregen zakdoekje om mijn neus te snuiten. Vanaf hier wordt het weer slechter. We zitten in een wolk. Alles is vochtig. Ik trek mijn regenjas aan en trek verder. Het wordt nu heel zwaar. De uitputting en de ijle lucht begint zijn tol te eisen. Ik klim kleine stukjes en neem dan korte pauzes. Gestaag ga ik verder. Het is niet ver meer, spreek ik mezelf moed in. Ik heb het koud, het begint harder te regenen. Vergelijkbaar met een frisse douche, maar dan horizontaal. Ik trek het me niet aan. Ik ga naar de top. Ik wil aankomen voor zonsopgang. Ook niet te vroeg
want het is daar koud. Ik zit perfect op schema. Laatste station. Even rusten en dan klaar voor het laatste stuk. Nog 35 minuten staat er aangegeven. Ik doe er nu langer over. Ik kom niet meer zo snel vooruit. 5 passen zetten en even rusten. De kou en de regen zijn vervelend. Het kan me niet meer schelen. Ik ga naar boven. De lucht wordt lichter, de ochtend is in aantocht. Telefoon. Ann-Sofie belt. Zij en Benny zijn ergens tussen station 8 en station 9 en onderweg naar beneden. Te koud. Geniet van de top zegt ze. Tot beneden zeg ik. Het laatste stukje. Ik ben een slak. Traag maar zeker.
En dan ben ik boven. Volledig uitgeput en onderkoeld. Ik kan niet meer zo goed denken. Nog 10 minuten voor zonsopgang. Perfect op tijd om een plekje te zoeken. De hemel, zonet nog in wolken gehuld trekt open.
Klaar om het schouwspel van kleuren van de zonsopgang te laten zien aan ons. Wat een beloning. Prachtig. Adembenemend. Ik geniet ervan maar ik bibber van de kou. Net na zonsopgang trekt de hemel weer dicht.
Ik ga binnen in een barakske. Het is even koud als buiten, maar er is geen regen of wind. Ik bestel een warme thee met melk. Vooral mijn handen hebben heel koud. Ik warm ze aan mijn bekertje thee. Ik haal een samosa uit mijn rugzak die ik de vorige dag bij de Indier niet opkreeg. Na een half uurtje en nog een thee begin ik terug een beetje energie te voelen.
Ik ga weer buiten op zoek naar het allerhoogste punt. Gevonden, prachtig uitzicht over een wolkendek. Ik voel me op het topke van de wereld. Klopt niet, denk ik, maar toch op het topke van Japan. Ook niet slecht.
Ik ben nog steeds erg vermoeid maar besluit toch de wandeling van ongeveer een uur rond de krater van de Fuji aan te vatten. Ik neem een steen mee als aandenken. In een tempel laat ik mijn wandelstok graveren. Wanneer ik terug ben aan het punt waar ik boven ben gekomen barst ik opeens terug van energie. Ik voel me kiplekker. Het zonnetje schijnt. Ik voel een mix van euforie en adrenaline door mijn aderen stroom. Benny belt dat ze terug beneden zijn. Ik kom er ook aan zeg ik. Ik maak je wel wakker.
De afdaling in hoog tempo afgelegd. Soms joggend, soms springend van steen op rots, soms stukjes laten schuiven als een snowboarder. Na een uur en 3 kwartier sta ik terug aan mijn auto. Ik ben nog steeds fris.
Benny en Ann-Sofie nog even laten slapen. Eerst opfrissen. Tandjes poetsen, haren onder de kraan, goed gewassen met zeep.
Frisse kleren voelen fantastisch. Benny en Ann-Sofie wakker gemaakt. Door de wolken naar beneden gereden op zoek naar vrouw en kind. Zij lekker geslapen op hotel. Veel verhalen verteld…
Ik ben heel blij dat ik dit gedaan heb. Het was zwaar maar elke meter was de moeite.